volkskrant 30.09.2010 ABEL HEIJKAMP – RONALD PAPING – HUGO PRIEMUS

Morgen wordt de Wet Kraken en Leegstand van kracht. Naast het strafbaar stellen van kraken beoogt deze wet ook leegstand aan te pakken. Het voorgestelde instrumentarium is hiervoor helaas te vrijblijvend. Gemeenten mogen zelf bepalen of er een leegstandsbeleid wordt gevoerd en of er een leegstandsregister wordt bijgehouden. De gemeenten hebben hiervoor te weinig capaciteit en te weinig financiële middelen. Een verdere uitbesteding van deze taak aan antikraakbureaus is dus te verwachten.

Sinds circa 1980 zijn antikraakbureaus in Nederland actief. Zij functioneren in een wettelijk vacuüm. Bewoners tekenen geen (tijdelijk) huurcontract maar een bruikleenovereenkomst, waardoor ze geen aanspraak kunnen maken op huurbescherming. Om risico’s voor pandeigenaren uit te sluiten, zijn in deze overeenkomsten tal van verregaande beperkingen, verboden en verplichtingen met betrekking tot het gebruik van het pand opgenomen.
Zo mogen antikrakers vaak niet over het bewuste pand spreken met de pers of de eigenaar, worden anti-krakers bij het krijgen van kinderen op straat gezet, en wordt hun het recht ontzegd om bezwaar te maken in procedures die hun woonruimte aangaan. Anderzijds heeft de eigenaar of het antikraakbureau niet de verplichting om ook maar iets te doen aan onderhoud. Het contract kan zonder opgaaf van redenen worden beëindigd.

De niet gespecificeerde ‘bruikleenvergoedingen’ lopen op tot 200 euro per persoon per maand, exclusief kosten voor nutsbedrijven. Volgens huurrechtdeskundigen en blijkens jurisprudentie moeten deze betalingen – naast de verplichte corveewerkzaamheden – als huur worden aangemerkt. Antikraakbureaus, met de bruikleenovereenkomst in de hand, benadrukken tegenover hun bewoners steeds dat er geen sprake kan zijn van huurdersrechten. Bewoners zijn bovendien, gezien hun precaire woonsituatie, vaak bang om te klagen.

Het door de sector zelf ontwikkelde keurmerk leegstandsbeheer garandeert geenszins een verbetering van de bestaande situatie maar normaliseert vooral de huidige praktijk. Blijkens inventariserend onderzoek is in de gebruikte overeenkomsten nog steeds sprake van ruim 50 bepalingen die in reguliere en tijdelijke huurcontracten niet opgenomen mogen worden.

De wetgever heeft met de privaatrechtelijke bruikleenovereenkomst nooit het huidige wijdverbreide systeem van anti-kraak willen creëren. Het is dan ook niet verstandig om te gaan sleutelen aan antikraakovereenkomsten, die de bewoners van essentiële rechten uitsluit.

In het algemeen is het normale huurcontract voor onbepaalde tijd met goede rechtsbescherming te prefereren. Waar echter normale verhuur om gegronde redenen niet mogelijk is kan tijdelijke verhuur in duidelijk omschreven situaties uitkomst bieden. Hiervoor bestaan al wettelijke mogelijkheden bij gemeentelijke sloopwoningen en verhuur in het kader van de Leegstandwet (bij moeilijk verkoopbare koopwoningen en woningen waarvoor sloopplannen bestaan). Op die manier kunnen grondrechten worden gegarandeerd en zijn de rechten en plichten van zowel huurder als verhuurder adequaat geregeld.

De auteurs zijn respectievelijk woordvoerder Bond Precaire Woonvormen, directeur Nederlandse Woonbond en emeritus hoogleraar Volkshuisvesting aan de TU Delft. Volgens hen moeten antikraakbureaus hun cliënten geen gebruiksovereenkomsten maar tijdelijke huurcontracten aanbieden. De omzeiling van het huurrecht leidt tot tal van misstanden.